De Messer, letterlijk "mes" in het Duits, is een uniek wapen dat een belangrijke plaats inneemt in de Duitse vechttraditie van de late middeleeuwen en de renaissance. Halfweg tussen een zwaard en een mes, wordt de Messer gekenmerkt door zijn enkelzijdige blad en kenmerkende handvat, vaak met een nagelvormige bewaker en een hoedvormige knop.
Verschenen in de 14e eeuw, werd de Messer veelvuldig gebruikt door zowel burgers als militairen, met name in Duitstalige regio's. De juridische status als "mes" liet het vaak toe om beperkingen op het dragen van zwaarden te omzeilen, waardoor het populair werd bij de bourgeoisie en boeren. De Langes Messer (lang mes) en de Großes Messer (groot mes) waren meer imposante varianten, gebruikt met twee handen.
In de context van HEMA biedt de studie van de Messer een fascinerend inzicht in de stedelijke en landelijke gevechtstechnieken van middeleeuws Centraal-Europa. Traktaten van wapenmeesters zoals Johannes Lecküchner bieden een rijke bron van informatie over de behandeling ervan. De praktijk van de Messer in moderne HEMA legt de nadruk op veelzijdige technieken, die elementen van schermen combineren met meer rustieke en directe bewegingen, en weerspiegelt zo de dubbele status als burgerlijk en militair wapen.
Het verkennen van de Messer in HEMA stelt beoefenaars in staat om een uniek aspect van de Europese krijgsgeschiedenis te ontdekken, en illustreert de diversiteit van gevechtstradities voorbij bekendere wapens zoals het langzwaard of de rapier.